Een architectenbureau bevindt zich op de grens van de theorie en praktijk van het bouwen.
Het gebouw, in welke vorm dan ook, is het resultaat van een veelheid van factoren die door de architect tot een synthese wordt gebracht.In hoeverre het gebouw als resultaat altijd het predikaat ‘architectuur’ kan hebben is niet op voorhand zeker, wel een voortdurend streven.
houding en resultaat
Dat wat architectuur is, of toevoegt, begint bij een kritische houding waarin de mogelijkheden en onmogelijkheden van de praktijk voortdurend worden getoetst aan die van een meer theoretische model en vice versa. Onder theoretisch model mag in dit verband verstaan worden: ‘het idee -het creatieve moment- waarbij aanwezige kennis en nieuwe gegevens opnieuw worden samen gesmeed en conceptueel uitgangspunt wordt’. Dit idee daadwerkelijk ‘ingebouwd’ zien worden in een gebouw is een belangrijk criterium. Deze houding leidt tot een gebouw dat iets duidelijk maakt, over de tijd, haar gebruikers, de initiator en bedenkers. Een ‘vaste vorm’ die herhaald kan worden is daarmee vrijwel uitgesloten.
Op het moment dat de wereld om ons heen voortdurend verandert en DE theorie niet meer bestaat, neemt het architectonische werkgebied steeds meer de vorm aan van een experiment. Hierin worden de voorwaarden op basis van een passend architectonisch idee herschikt tot nieuwe uitgangspunten die juist realiseerbaarheid en daadwerkelijk bouwen veronderstellen of in een ander daglicht plaatsen. Zo beschouwd is een gebouw een specifiek ‘ding’ waarin programma en gebruik, ruimte, materiaal en plek, afzonderlijk tastbaar zijn en gezamenlijk een zelfstandige entiteit. Architectuur maakt dat een samenstelling van onderdelen, als totaal iets wezenlijk anders kan zijn.
bemiddelen en initiëren
De architect speelt zowel een bemiddelende als initiërende rol, is zowel generalist als specialist. Hiermee is de architect niet alwetend, en kan dit ook niet meer zijn, maar is nog wel degene die de verantwoordelijkheid draagt voor het hebben van een totaaloverzicht -generalist- en de taak heeft dit overzicht in een bepaalde richting om te buigen -specialist-. Dit ‘ombuigen’ -vervormen- zou er toe moeten bijdragen dat ondanks de ogenschijnlijk praktische en banale omstandigheden van het bouwen nog steeds een ‘verbeeldend’ resultaat kan ontstaan. Hiermee wordt bedoeld dat het gebouw de mogelijkheid in zich moet dragen om verschillende interpretaties toe te laten. In die zin is architectuur juist een leidraad waar van afgeweken kan worden en nooit een voorgeschreven scenario.
verbeelden
De mogelijkheid tot verbeelding maakt dat de leek, of zij nu gebruiker of ‘toeschouwer’ is, ondanks het ontbreken van een totaaloverzicht van de ontstaansgeschiedenis van het ontwerp, een betekenis kan ontlenen aan het gebouwde resultaat. Een gebouw dat lelijk wordt gevonden kan in onze optiek dan ook ‘meer architectuur’ zijn dan een anoniem en nietszeggend gebouw. Soms is anonimiteit echter weer veelzeggend. Wanneer het gebouw in staat is (vele) indrukken achter te laten, is zij meer dan slechts alleen gebouw en gaat een onderdeel vormen van het culturele maatschappelijke systeem.
Juist de pluriformiteit bepaalt voor een groot deel de charme van de architectuur. Een uitdagende puzzel voor zowel degene die geconfronteerd wordt met het resultaat als degene die de stukken snijden.
duurzaamheid
Duurzaamheid is een voortdurend besef maar geen vastgelegd stramien.
Op elk schaalniveau dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden op welke wijze de beschikbare (financiële) middelen de grootst mogelijk bijdrage in duurzaamheid betekenen. Het streven is om de bruikbaarheid en toegepaste materialen voor langere periode integraal af te stemmen op dat wat het menselijk gebruik vraagt en het natuurlijk (eco) systeem verdraagt.
Niet alleen het schaalniveau van het gebouw maar ook het waarderen van de plek, hetzij in de stad, de buiten- wijk of het landschappelijke gebied, is in onze optiek een belangrijke voorwaarde voor duurzaamheid. Ecologie en duurzaam bouwen zijn geen zelfstandige termen, zij bestaan slechts bij gratie van een groter verband. Op het ene moment worden zij uitgedrukt in een specifiek milieuvriendelijk materiaalgebruik in een andere situatie leidt zij tot het hergebruik van een bestaand gebouw of de zelfstandige energiehuishouding in een bepaald gebied.